Een konijn heeft, net zoals een nerts, zilvervos en hermelijn een pels. Een pelsdier kunnen we omschrijven als “een dier met een dichtbehaarde huid welke als bont gebruikt kan worden”. De aversie tegen het dragen van bont is in de loop der jaren gelukkig zo groot geworden dat we in het straatbeeld maar weinig meer van zien. In Nederland kennen we alleen nertsenfokkerijen waar puur voor bont gefokt wordt. Vanwege Coronabesmettingen is het verbod op nertsenfokkerijen vervroegd van 2024 naar het voorjaar van 2021.
De huid
Een pels of vacht bestaat uit huid en haar. Dat haar groeit vanuit een haarzakje (haarfollikel), dat zich in de lederhuid bevindt. De huid is het grootste orgaan van een konijn. Het geeft bescherming aan de inwendige organen, heeft een gevoelsfunctie en helpt bij uitscheiding en bij de regeling van de lichaamstemperatuur door middel van huidademhaling.
Een konijn heeft twee soorten haarzakjes:
- De primaire haarfollikel. Deze haarzakjes zijn bij de geboorte allemaal al aanwezig. Uit deze primaire follikels groeien alle haarsoorten, met uitzondering van het onderhaar. Aan het haarzakje zit een spiertje en talgklieren. Talg zorgt er voor dat de haren glimmen en dat de huid soepel blijft.
- De secundaire haarfollikel. Deze haarzakjes zijn deels aanwezig bij de geboorte, maar kunnen ook nog later aangemaakt worden. Uit deze secundaire follikels groeit het onderhaar.
Haar
Bij de konijnen kennen we vijf soorten haarstructuren: normaal, angora, vos, rex en satijn. De algemene beschrijving hieronder gaat niet verder in op de specifieke haarstructuren. Een konijn heeft vijf verschillende soorten haren. Alle haren, met uitzondering van de tastharen, staan ingeplant onder een hoek van 45 graden. Zodoende biedt het, als een soort dakpan-effect, bescherming.
Leitharen
Deze haren worden ook wel stuurharen of spitsen genoemd. Deze haren bevinden zich zijdelings op het lichaam van het konijn. Ze steken wat uit ten opzichte van de andere haren. In de standaard van de Zilvervos en de Tan worden deze haren expliciet genoemd. Ze horen bij het ras en er wordt tijdens een beoordeling dan ook op gelet. Een leithaar kent vier kleurzones.
Dekharen
Dekharen vinden we over het hele lichaam, maar in de nek (triangel) en tussen de oren is het minder ‘vol’. Dekharen hebben een belangrijke functie, ze beschermen het onderhaar tegen vuil en vervilting. Een dekhaar kent ook vier kleurzones: de grond-, tussen-, dek- en puntkleur. De haar is tot aan de punt ongeveer overal even dik en staat recht. De punt is wat dikker en is zo’n 2 tot 5 mm lang. De lengte van de haarpunt is per ras verschillend.
Grannenhaar
Een grannenhaar is wat steviger dan een dekhaar. Het ondersteunt de andere haren. Net als bij de dekharen groeit deze haar uit de primaire haarfollikel. Een klein spiertje kan deze haren iets liften zodat er meer of minder lucht tussen kan komen. Hiermee kan het konijn de lichaamstemperatuur beïnvloeden. Een grannenhaar heeft twee kleurzones. De haarpunt is iets dikker dan de basis.
Onderhaar
Onderhaar wordt ook wel onderwol genoemd, maar feitelijk klopt dat niet. Het onderhaar groeit langzamer dan de dek- en granharen. Het is ook korter en zachter. Omdat een talgklier ontbreekt bij de secundaire follikel heeft een onderhaar ook veel minder glans dan de andere haren. Ze hebben wel meer krul en houden daardoor beter lucht vast. Stilstaande lucht isoleert waardoor konijnen goed tegen koude kunnen. De hoeveelheid onderharen wisselt per seizoen. Een goede pels bevat veel onderhaar, de verdeling grannenhaar : dekhaar : onderhaar is gelijk aan 1 : 10 : 400. Bij het inblazen van de pels mag de huid niet te zien zijn.
Tastharen
Tastharen worden ook wel snorharen genoemd. Ze bevinden zich in de buurt van de lippen en boven en onder de ogen. Ze zijn lang en stevig en verbonden met het zenuwstelsel. Het uittrekken van een tasthaar is dan ook erg pijnlijk. Een konijn is een schemerdier en maakt, net als andere diersoorten, gebruik van de tastharen in het schemer, in het donker onder de grond of in moeilijk doordringbare begroeiing.
Verharing
De verharing of rui ontstaat onder invloed van de stofwisseling in combinatie met de omgevingstemperatuur. Er bestaan twee soorten verharingen: de gefaseerde verharing en de seizoensverharing. Elke zes tot acht weken wordt het dode haar vervangen door nieuw haar, dat noemen we de gefaseerde verharing.
Tijdens de seizoensverharing heeft het konijn ook, afhankelijk van het seizoen, meer of minder onderhaar. De hoeveelheid grannen- en dekharen blijft het hele jaar gelijk. De seizoensverharing is ook veel heftiger dan de gefaseerde verharing. De verharing begint bij de neus en verloopt via de triangel (driehoek achter de oren) verder over het lichaam.
Omdat het verharingsproces veel energie en vitamine B (energiehuishouding) kost moet dit in de voeding gecompenseerd worden. Johannesbrood, lijnzaad(olie), biergist en zonnebloempitten kunnen een gunstig effect hebben, ook op de snelheid waarmee de rui verloopt.
Zomer – en wintervacht
Een konijn dat het gehele jaar buiten verblijft zal na de langste dag (rond 21 juni) een wintervacht gaan maken. Dat gebeurt geleidelijk zodat ze het met een mooie nazomer niet te warm krijgen. Het hele traject duurt zo’n 3 maanden. Bij de eerste vrieskou is de pels volledig klaar. Een binnenkonijn kent geen seizoenswisselingen, de omgevingstemperatuur is constant en de dagen worden niet korter. Door dit verstoorde natuurlijke ritme is de seizoensverharing bij een binnenkonijn veel minder heftig. Een binnenkonijn kan een buitenkonijn worden, mits ze voor eind augustus buiten gehuisvest worden. Later in het jaar is er onvoldoende tijd om tijdig een wintervacht te maken.
Een konijn met en wintervacht kan snel oververhit raken als het naar binnen gehaald wordt, ook al is het maar voor eventjes. Een uitzondering geldt hier voor zieke konijnen. Zij kunnen de lichaamstemperatuur niet meer goed regelen en zouden buiten snel onderkoeld kunnen raken. Ook oudere konijnen hebben in de winter extra aandacht nodig. Soms komen ze slecht door de verharing en hebben dan veel energie nodig om warm te blijven.
Vanaf februari/maart wisselen de konijnen weer geleidelijk naar een zomervacht.
Borstelen of kammen
Zoals bij meer prooidieren zit het haar van een konijn niet erg vast. Je ziet dat bijvoorbeeld ook als konijnen elkaar najagen. De plukken haar vliegen al snel in het rond. Omdat haar makkelijk los laat trek je tijdens het kammen of borstelen al snel nieuwe haren mee. Als het lichaam telkens nieuwe haren moet maken omdat ze uitgetrokken zijn brengt het de regelmatige verharing in de war. Het gevolg kan zijn dat een konijn het hele jaar door blijft verharen.
De beste manier om losse haren te verwijderen is om het konijn met vochtige handen of een vochtig microvezeldoekje te aaien. Soms is het echter toch nodig om een handje te helpen. Gebruik bij normaal-haar konijnen geen kam of nylon borstel, maar het liefst een borstel van zwijnenhaar. Borstel niet vaker dan eenmaal per week en bedenk: “Je kunt niet alle oude haren in één keer verwijderen”.
Verstopping
Wilde konijnen en konijnen die veel kruip en sluip mogelijkheden hebben, raken loszittend haar kwijt tijdens dergelijke activiteiten. Konijnen krijgen, door het verzorgen van de vacht tijdens de rui, meer haar binnen dan anders. Ook bij konijnen die samen zitten en elkaar verzorgen is die kans groter. Haar is moeilijk verteerbaar en kan samen met voedsel (voornamelijk biks) gaan klonteren in de maag of in de darmen met kans op een verstopping.
Konijnen met een verstopping (of gasbuik) zullen zich anders gaan gedragen. Ze kruipen in elkaar, ergens in een hoekje. Niet willen eten is altijd een signaal dat serieus genomen moet worden. Controleer je konijn en neem de temperatuur. Bij een konijn met ondertemperatuur zullen de darmen minder goed functioneren of zelfs helemaal stoppen. Dwangvoeren heeft geen enkele zin en is zelfs gevaarlijk als de temperatuur te laag is of als er een verstopping zit.
Soms wordt vers ananassap aangeraden vanwege de werkzame stof bromelaïne die ervoor zou zorgen dat de voedselbrok wordt afgebroken. Ananassap doet echter meer kwaad dan goed. Zorg voor voldoende vocht en ruwvezel of geef desnoods dagelijks wat prozyme.
Klik hier voor meer informatie over een gasbuik/verstopping
Haarverlies
Naast de rui zijn er meer oorzaken waardoor een konijn haar kan verliezen. Zonder er dieper op in te gaan noem ik er enkele.
- Mijten of parasieten
- Wijziging in hormoonhuishouding, bijvoorbeeld na castratie
- Drachtig of schijnzwangerschap, het konijn trekt dan zelf haren uit de buik en borst
- Angst en stress, het konijn kan dan eigen haar of dat van een ander uittrekken. Sommige konijnen eten zelfs eigen haar, bijvoorbeeld het haar onder de poten
- Konijnen kunnen zich overmatig wassen door verveling
- Slijtage, bijvoorbeeld bij pododermatitis (‘Sore Hocks’)
Keuring van de pels
Tijdens een keuring is de kwaliteit en conditie van de pels een belangrijk onderdeel. Tijdens een keuring zal de keurmeester op de volgende punten letten.
- Het haar moet regelmatig van lengte zijn
- Het haar moet goed aanliggen
- De verhouding tussen onder-, dek- en granharen moet een mooie verdeling laten zien
- De elasticiteit van het gran- en dekhaar moet stevig zijn
- Er moeten een mooie glans op de pels liggen
- De pels moet volledig doorgehaard zijn
- Bij inblazen mag er geen huid te zien zijn (dus voldoende onderhaar)